06 juli 2023
‘Europese kennisstrategie is niet alleen logische stap maar bittere noodzaak’
Joep Bresser
Beleidsmedewerker
Stel uw vraag
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
06 juli 2023
Beleidsmedewerker
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
Nederland heeft veel laten liggen op internationaliserings- en EU-beleid de afgelopen jaren en een kennisstrategie is dus broodnodig. Dat concludeerden de sprekers tijdens het evenement ‘Europese kennisstrategie voor een veranderende wereld' georganiseerd door Neth-ER en Universiteiten van Nederland in Den Haag. De recente adviezen van de Onderwijsraad en de Adviesraad voor wetenschap, technologie & innovatie (AWTI) over Europa & kennis boden aanleiding om van gedachten te wisselen over het belang van een Europese kennisstrategie voor Nederland en een voorschot te nemen op de inhoud daarvan.
Nederland en Europa krimpen in bevolkingsaantal en groeipotentieel ten opzichte van andere delen van de wereld. Hoe beheer je dat verval en welke rol speelt kennis daarin? Tijdens het evenement ‘Europese kennisstrategie voor een veranderende wereld' stonden sprekers en panelleden stil bij het belang van een Europese kennisstrategie voor Nederland. Aanleiding voor het evenement in Den Haag waren twee recente adviezen van de Onderwijsraad (Actief in Europa) en de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (Strategisch Samenspel) over strategisch kennisbeleid in Europa en de toekenning van een wettelijke taak aan de organisatie Neth-ER (Netherlands house for Education & Research).
Voor alle grote maatschappelijke vraagstukken ligt het begin van de oplossing bij kennis en onderwijs, trapte Henne Schuwer, voorzitter van Neth-ER, af. “Nederland en Europa staan voor enorme toenemende uitdagingen in een onrustige wereld, bijvoorbeeld als het gaat om klimaatverandering, strategische autonomie en migratie. Dat vergt politieke inzet om goede strategische keuzes te maken bij het scheppen van de juiste randvoorwaarden en het doen van de juiste investeringen.” Vanuit zijn ervaring bij de NAVO ziet Schuwer dat als de nood aan de man komt investeringen mogelijk zijn. “Ineens is het dan wél mogelijk de NAVO-doelstelling van 2% bpp-investeringen in defensie te halen. Investeringen in kennis zitten vanwege de enorme uitgaven die concurrenten doen in hetzelfde stramien. Als deze niet worden gedaan zullen anderen de banen uit Europa weghalen. Het verkennen van een Europese kennisstrategie vanuit Nederland is dan ook zeer tijdig”, stelt Schuwer in zijn slotwoorden.
Daar sluit Edith Hooge, voorzitter van de Onderwijsraad, zich bij aan. “Vijftien jaar na ons vorige advies over Europa vonden wij het hoog tijd om weer te adviseren over EU-onderwijsbeleid. Hoewel het beschikbare geld vanuit de EU voor onderwijs verdubbeld is en de EU hogere ambities stelt, is er vanuit Nederland geen sprake van een uitgekiende doordachte strategie van brengen en halen. Het is eerder bijstaan en toekijken. Daarom pleit de Onderwijsraad voor een doordachte Europese strategische agenda voor onderwijs.” Eppo Bruins, voorzitter van de AWTI, ontving ten tijde van een ander advies van de AWTI over internationalisering signalen dat Nederland er wel is in Brussel maar niet meestuurt. “Puur kijkend naar het geld dat Nederland haalt uit Brussel doen we het goed, maar we doen het niet slim goed.” Net als Neth-ER voorzitter Schuwer ziet Bruins dat er veel meer te halen is uit Brussel dan enkel geld voor onderzoek & innovatie. “Het gaat ook om de rol die Nederland wil spelen in het oplossen van de grote Europese problemen, en daar is een coherente en proactieve mix tussen Nederlands en Europees beleid voor nodig.”
Jurgen Rienks, directeur van Neth-ER en moderator, constateert dat een strategische agenda opstellen geen makkelijke opgave is en vraagt of er quick wins zijn. Hooge laat de inhoudelijke invulling van een strategische agenda graag aan het veld en overheid, maar ziet wel dat er voor het mbo als belangrijke sector nog een enorme wereld te winnen is in Europa. “Bijvoorbeeld als het gaat om het stimuleren van studenten- en docentenmobiliteit, erkenning van kwalificaties en onderzoek en toepassing in de regio via Centres of Vocational Excellence.” Eppo Bruins ziet quick wins door het mkb en hogescholen beter te verbinden aan het Europese. “Qua industriële toepassing is de bijdrage van Nederland klein. Weliswaar weten de giganten als Phillips de fondsen te vinden, maar er zit een hele laag toeleverende en kleine bedrijven onder die de weg naar Brussel niet weten te vinden.”
Als laatste boodschap geeft Hooge het publiek mee dat het tijd is voor overheid en veld om samen vanuit verschillende perspectieven en sectoren werk te maken van een strategische agenda. Zij is dan ook verheugd te lezen dat de minister in de beleidsreactie op het advies aangeeft daadwerkelijk deze agenda te willen maken. Hooge ziet als ijkpunt het Nederlands voorzitterschap van de Raad van de EU in 2029 en roept iedereen op om daarop te enten en alvast na te denken hoe dat jaar kan worden benut voor de Nederlandse agenda. Bruins wil graag dat het publiek onthoudt dat er maar één regio is en dat is Europa. "Iedereen die kleiner denkt, denkt te klein. Laten we alsjeblieft samenwerken om ervoor te zorgen dat ons continent ook in de toekomst voor volgende generaties welvarend en sterk is.”
Vervolgens was het tijd voor Mathieu Segers, hoogleraar Eigentijdse Europese geschiedenis en Europese integratie aan de Universiteit Maastricht, en Dorina Veldhuis, onderwijsattaché bij de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU, om het podium te betreden voor een beschouwing over hoe Nederland opereert in de EU. Net als de Onderwijsraad en de AWTI ziet ook Segers een toenemende invloed van de EU op het terrein van kennis. “Door de ontwikkelingen in Europa de laatste vijf jaar zijn lidstaten meer dan ooit teruggeworpen op de Europese interne markt als hoofdbron van veiligheid. Dat dringt ook in heel Europa door in de samenleving en noopt dus om opnieuw en met een andere blik te kijken naar die interne markt. Op kennisgebied gaat het bijvoorbeeld om de mondiale slag om talent. Als Europa moet je vechten voor je geopolitieke veiligheid en die komt je niet vanzelfsprekend aanwaaien.”
De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, waar Segers in zetelt, houdt zich binnen zijn project Kantelende Wereldorde ook bezig met de rol van kennis. “Kennis is een cruciale factor om concurrerend en leidend te zijn, maar ook om te hebben in eigen huis. Er wordt anders gedacht binnen universiteiten over Chinese studenten dan vijf jaar geleden, wat samenvat wat er gaande is. Nu worden we wakker in Europa en wordt er gelukkig gesproken over hoe we als Nederland en Europa op de ontwikkelingen in de wereld gaan reageren.”
“In het formuleren van deze reactie moet Europa zich terdege realiseren dat zij maar een klein stukje is op de wereldkaart in bevolkingsaantal en groeipotentieel. Duitsland en Frankrijk zijn kleine landen die dat nog niet weten. Lang werd gedacht dat de rest van de wereld zou worden als dat kleine stukje Europa, maar dat is niet het geval en zal in de toekomst waarschijnlijk ook niet zo zijn. Europa is een krimpgebied en zal daarom haar verval moeten erkennen én beheren door op zoek te gaan naar de krachten die zij nog heeft. Als die kracht ergens ligt in de open samenleving van de EU”, stelt Segers, “dan is dat het onderwijs”.
Veldhuis nam het publiek mee voor een kijkje achter de schermen bij de onderhandelingen tussen de lidstaten in Brussel. Zij ziet andere landen strategischer opereren in Brussel dan Nederland. “Frankrijk bijvoorbeeld draagt boodschappen eenduidig uit net zo lang tot iedereen het gelooft. Ook hebben zij een grote voetafdruk in Brussel, met veel landgenoten bij de Europese instellingen. Het kan zeer handig zijn om medewerkers te hebben binnen de Commissie die de achtergrond van je onderwijssysteem kennen. Maar wat Frankrijk kan, kan Nederland ook”, ziet Veldhuis. “Nederland zou nog beter andere domeinen en werkgroepen kunnen gebruiken om zijn visie op onderwijs kenbaar te maken. Soms lijkt Nederland bang om dat te doen, maar als Nederland straks een strategische onderwijsagenda heeft is die angst niet nodig. Wellicht geeft dat ook aanleiding om de precaire balans tussen ruimte in onderhandelingen, transparantie en afstemming met het ministerie te heroverwegen.” Veldhuis ziet dat Nederland in vergelijking met andere landen zeer transparant is door fiches voor de beoordeling van nieuwe Commissievoorstellen openbaar en leesbaar voor andere lidstaten te publiceren. “Maar hou je dan als attaché nog voldoende onderhandelruimte en wisselgeld over?”
Het laatste woord is aan Mathieu Segers die nog enkele adviezen meegeeft aan het Nederlandse kennisveld bij het vormgeven van de kennisstrategie. “Om een grote sprong te kunnen maken is het cruciaal om het mandaat voor een kennisstrategie op te halen in de democratie. En dus is er uitleg aan de Tweede Kamer nodig, zeker indachtig het recente debat over internationaliseringsbeleid. Als Nederland erkent dat geopolitisering van de wereld andere keuzes vergt wat betreft het aantrekken van talent, is er internationaliseringsbeleid nodig gericht op de EU. Als er geen Chinezen meer worden aangetrokken zal het talent moeten komen uit andere landen, bijvoorbeeld binnen de EU. Internationalisering dient naar een hoger niveau getild te worden als Nederland een centrale positie wil krijgen als kennishub in de EU en de wereld. Daar heeft Nederland de afgelopen jaren echter veel laten liggen. En ook op kwaliteit en inhoud van het onderwijs is Nederland lui geworden”, volgens Segers. “Zij zakt immers op de ranglijsten. Nederland zal zich achter de oren moeten krabben over wat het betekent om een land te zijn in de 21e eeuw binnen de EU. Nu is het moment om goed na te denken met elkaar hoe we de uitdagingen het hoofd bieden en hoe kennis daarvoor kan ingezet worden.”
Dit evenement werd in Den Haag georganiseerd naar aanleiding van de recente adviezen van de Onderwijsraad en de Adviesraad voor wetenschap, technologie & innovatie, alsook de toekenning van een wettelijke taak aan Neth-ER om de kennispositie van het Nederlands kennisveld te borgen.