Dossier: Int. samenwerking onderwijs
Binnen het Erasmus+-programma is het mogelijk om samenwerkingsverbanden op te zetten tussen Europese onderwijsinstellingen en internationale partners van buiten de EU. Erasmus+ is één van de instrumenten waarmee de Europese Commissie de internationale strategieën van onderwijsinstellingen wil ondersteunen. Daarnaast zet de Commissie ontwikkelingssamenwerking in om onderwijs in andere landen te ondersteunen.
Laatste ontwikkelingen
Geen nieuwe ontwikkelingen.
Laatste update: 11 oktober 2024
Internationale samenwerking in Erasmus+
Binnen Erasmus+ wordt onderscheid gemaakt tussen programma- en partnerlanden. Programmalanden mogen deelnemen aan alle Erasmus+-acties. Dit zijn alle EU-landen en enkele derde (niet-EU) landen (Noord-Macedonië, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Servië en Turkije). Internationale partners uit partnerlanden mogen slechts aan een beperkt aantal activiteiten onder Erasmus+ deelnemen en moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor internationale samenwerking binnen Erasmus+:
- Individuele leermobiliteit is ondergebracht onder het zogenaamde Key Action 1 (KA1). Hieronder is International Credit Mobility (ICM) mogelijk. Met ICM kunnen studenten en personeelsleden een periode buiten Europa studeren, lesgeven of onderzoek doen. In het nieuwe programma komen ook mbo-studenten en docenten in aanmerking voor een Erasmus+-subsidie bij een stage buiten de EU.
- Onder KA1 vallen ook de Erasmus Mundus Joint Master Degrees, gezamenlijke masterprogramma’s georganiseerd door een consortium van Europese hogeronderwijsinstellingen met mogelijk partnerinstellingen buiten Europa. Key Action 2 (KA2) richt zich op samenwerking tussen organisaties op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd. Onder KA2 is samenwerking met partners buiten Europa mogelijk binnen de capacity-building-projecten. Deze projecten tussen Erasmus+-programmalanden en -partnerlanden stimuleren de capaciteitsopbouw en modernisering van hoger onderwijssystemen. Hierbij is er een speciale focus op buurlanden van de EU.
- Daarnaast worden onder Key Action 3 activiteiten gefinancierd ter ondersteuning van beleidsdialoog. Hieronder vallen initiatieven gericht op het uitwisselen van kennis, gericht op evidence-based en innovatieve beleidsvorming op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd.
- Ten slotte staan de Jean Monnet activities van Erasmus+ ook open voor deelname van instellingen buiten Europa. Deze zijn gericht op het bevorderen van EU-studies wereldwijd.
Mobiliteit van en naar het Verenigd Koninkrijk na Brexit
Sinds de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, is het VK een derde land geworden. Daardoor doet het VK niet meer automatisch mee aan Erasmus+ en moesten er nieuwe afspraken voor deelname gemaakt worden. Het VK heeft er echter voor gekozen niet deel te zullen nemen aan het nieuwe Erasmus+-programma. De Britse overheid heeft aangegeven een alternatief mobiliteitsprogramma, het Turing Scheme, uit te werken. Vanaf september 2021 realiseert het Britse programma de uitwisseling van zo’n 35.000 studenten, met een budget van 100 miljoen Britse pond. De Britten zullen zich nu moeten richten op het aangaan van bilaterale akkoorden. Het programma richt zich niet alleen op uitwisseling binnen Europa, maar over de gehele wereld. Het Turing Scheme moet studenten aan Britse onderwijsinstellingen de mogelijkheid geven om op leermobiliteit te gaan; het programma geldt dus niet voor mobiliteit naar het VK.
Ontwikkelingssamenwerking gericht op onderwijs
In lijn met de Sustainable Development Goal (SDGs), ondersteunt de EU ontwikkelingslanden in het versterken van hun onderwijssector. SDG 4, die specifiek gericht is op het bieden van kwalitiatief onderwijs aan iedereen biedt hiervoor de basis. Via verschillende financieringsinstrumenten ondersteunt de EU onderwijsactiviteiten in zo’n 100 landen wereldwijd, als ook regionale en globale initiatieven, zoals het Global Partnership for Education (GPE). Mogelijkheden voor financiering zijn ondergebracht in het nieuwe Instrument voor Nabuurschapsbeleid, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI). Hieronder zijn bestaande programma’s voor internationale en ontwikkelingssamenwerking samengebracht. Ook onder Erasmus+ zijn er mogelijkheden voor partnerlanden om deel te nemen aan mobiliteit en samenwerkingsprogramma’s
Meer informatie
Nationaal Agentschap Erasmus+: Handbook International Credit Mobility
Nationaal Agentschap Erasmus+: Capaciteitsopbouw voor het hoger onderwijs
Website Commissie: Erasmus Mundus Joint Master Degrees
Website Commissie: Jean Monnet
Website Commissie: International Cooperation and Development - Education
Geüpdatet op: 07/11/2022
Laatste ontwikkelingen
Geen nieuwe ontwikkelingen.
Laatste update: 11 oktober 2024
Internationale samenwerking in Erasmus+
Binnen Erasmus+ wordt onderscheid gemaakt tussen programma- en partnerlanden. Programmalanden mogen deelnemen aan alle Erasmus+-acties. Dit zijn alle EU-landen en enkele derde (niet-EU) landen (Noord-Macedonië, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Servië en Turkije). Internationale partners uit partnerlanden mogen slechts aan een beperkt aantal activiteiten onder Erasmus+ deelnemen en moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor internationale samenwerking binnen Erasmus+:
- Individuele leermobiliteit is ondergebracht onder het zogenaamde Key Action 1 (KA1). Hieronder is International Credit Mobility (ICM) mogelijk. Met ICM kunnen studenten en personeelsleden een periode buiten Europa studeren, lesgeven of onderzoek doen. In het nieuwe programma komen ook mbo-studenten en docenten in aanmerking voor een Erasmus+-subsidie bij een stage buiten de EU.
- Onder KA1 vallen ook de Erasmus Mundus Joint Master Degrees, gezamenlijke masterprogramma’s georganiseerd door een consortium van Europese hogeronderwijsinstellingen met mogelijk partnerinstellingen buiten Europa. Key Action 2 (KA2) richt zich op samenwerking tussen organisaties op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd. Onder KA2 is samenwerking met partners buiten Europa mogelijk binnen de capacity-building-projecten. Deze projecten tussen Erasmus+-programmalanden en -partnerlanden stimuleren de capaciteitsopbouw en modernisering van hoger onderwijssystemen. Hierbij is er een speciale focus op buurlanden van de EU.
- Daarnaast worden onder Key Action 3 activiteiten gefinancierd ter ondersteuning van beleidsdialoog. Hieronder vallen initiatieven gericht op het uitwisselen van kennis, gericht op evidence-based en innovatieve beleidsvorming op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd.
- Ten slotte staan de Jean Monnet activities van Erasmus+ ook open voor deelname van instellingen buiten Europa. Deze zijn gericht op het bevorderen van EU-studies wereldwijd.
Mobiliteit van en naar het Verenigd Koninkrijk na Brexit
Sinds de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, is het VK een derde land geworden. Daardoor doet het VK niet meer automatisch mee aan Erasmus+ en moesten er nieuwe afspraken voor deelname gemaakt worden. Het VK heeft er echter voor gekozen niet deel te zullen nemen aan het nieuwe Erasmus+-programma. De Britse overheid heeft aangegeven een alternatief mobiliteitsprogramma, het Turing Scheme, uit te werken. Vanaf september 2021 realiseert het Britse programma de uitwisseling van zo’n 35.000 studenten, met een budget van 100 miljoen Britse pond. De Britten zullen zich nu moeten richten op het aangaan van bilaterale akkoorden. Het programma richt zich niet alleen op uitwisseling binnen Europa, maar over de gehele wereld. Het Turing Scheme moet studenten aan Britse onderwijsinstellingen de mogelijkheid geven om op leermobiliteit te gaan; het programma geldt dus niet voor mobiliteit naar het VK.
Ontwikkelingssamenwerking gericht op onderwijs
In lijn met de Sustainable Development Goal (SDGs), ondersteunt de EU ontwikkelingslanden in het versterken van hun onderwijssector. SDG 4, die specifiek gericht is op het bieden van kwalitiatief onderwijs aan iedereen biedt hiervoor de basis. Via verschillende financieringsinstrumenten ondersteunt de EU onderwijsactiviteiten in zo’n 100 landen wereldwijd, als ook regionale en globale initiatieven, zoals het Global Partnership for Education (GPE). Mogelijkheden voor financiering zijn ondergebracht in het nieuwe Instrument voor Nabuurschapsbeleid, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI). Hieronder zijn bestaande programma’s voor internationale en ontwikkelingssamenwerking samengebracht. Ook onder Erasmus+ zijn er mogelijkheden voor partnerlanden om deel te nemen aan mobiliteit en samenwerkingsprogramma’s
Meer informatie
Nationaal Agentschap Erasmus+: Handbook International Credit Mobility
Nationaal Agentschap Erasmus+: Capaciteitsopbouw voor het hoger onderwijs
Website Commissie: Erasmus Mundus Joint Master Degrees
Website Commissie: Jean Monnet
Website Commissie: International Cooperation and Development - Education
Geüpdatet op: 07/11/2022