De coronacrisis en de Russische invasie van Oekraïne hebben het gevaar van desinformatie nog meer  blootgelegd. De Europese Commissie ziet desinformatie als een directe bedreiging voor de online omgeving van Europeanen en daarmee het functioneren van onze democratie. Zij wil daarom dat de bevolking resistenter wordt tegen de invloeden van desinformatie. Digitale geletterdheid en onderwijs spelen daarin een prominente rol. In dit artikel verkent Neth-ER de rol van onderwijs in de Europese strijd tegen desinformatie.


Onderwijs en de strijd tegen desinformatie: welke rol speelt Europa?

Laura de Boer schreef dit artikel in het kader van haar stageonderzoek. Voor haar onderzoek sprak zij met Onno Hansen-Staszyński, Patricia van Rijswijk en Esther Rozendaal.

De groeiende invloed van desinformatie in Europa

Grootschalige desinformatiecampagnes verspreiden valse verhaallijnen om zo de publieke opinie te beïnvloeden. Een stroom van valse berichtgeving verdrukt onderzochte feiten en leidt tot wantrouwen in de overheid en de wetenschap. Het effect daarvan zien we rondom onderwerpen zoals COVID-19: een deel van de bevolking twijfelt aan de effectiviteit, noodzaak en veiligheid van vaccinaties. Ook is door desinformatie de vertrouwenskloof tussen de wetenschap en de bevolking toegenomen. Niks doen is daarom niet langer een optie, vind de Commissie. Bovendien was het voorstel om meer aandacht aan onderwijs in digitale vaardigheden, waaronder digitale geletterdheid, te besteden één van de uitkomsten van de Conferentie voor de toekomst van de EU. En de ogen van de Commissie moet onderwijs in digitale geletterdheid een belangrijke rol spelen in het herkennen van desinformatie. Vandaar dat digitale geletterdheid in het Digital Education Action Plan één van de cruciale beleidsacties is. De Europese onderwijsministers onderschreven dat voornemen in 2020.

Europese aanpak tegen desinformatie

De EU is al langer bezig met de bestrijding van desinformatie. Het betreft een brede aanpak, met verscheidende projecten die elkaar overlappen en aanvullen. Een overzicht:

Richtsnoeren voor leerkrachten voor het aanpakken van desinformatie

De Richtsnoeren voor het aanpakken van desinformatie in de klas, functioneren als een leidraad voor Europese leerkrachten. Ze hebben geen verplichtend karakter, omdat de EU geen zeggenschap heeft over het onderwijs in de lidstaten. Dit betekent dat het aan de scholen en de leerkrachten zelf is of ze de tips willen toepassen in hun lessen. Het creëren van een veilige leeromgeving is de rode lijn van de richtsnoeren. De leerkracht moet het vertrouwen opbouwen met de leerlingen, zodat iedereen vrij kan spreken en elkaars mening leert respecteren. In de twaalf werkplannen waaruit de richtsnoeren bestaan, staat nadrukkelijk de leerling centraal. De plannen benoemen bijvoorbeeld dat leerlingen al veel ervaring hebben met de onlinewereld en dat ze hier mogelijk vragen over hebben. Leraren worden aangemoedigd om hierop in te spelen en zo het gesprek over desinformatie aan te gaan. Verder geven de richtsnoeren advies over hoe moeilijkere onderwerpen aan te vliegen, zoals complottheorieën.

Digitale geletterdheid in het onderwijs

Dat vertrouwen centraal moet staan tijdens de gesprekken over desinformatie, onderstreept Onno Hansen-Staszyński, co-auteur van de richtsnoeren én lid van de ‘Europese permanente expertgroep voor de aanpak van desinformatie en de bevordering van digitale geletterdheid door onderwijs en opleiding’. De groep werd in 2021 het leven geroepen en ondersteunt de Commissie sindsdien bij onderwerpen gerelateerd aan desinformatie en digitale geletterdheid in het onderwijs. Hansen-Staszyński’s doel was om de richtsnoeren meer dan een document vol met feitjes te maken. De richtsnoeren bevatten dan ook veel concrete voorbeelden en praktische tips. Volgens Hansen-Staszyński spelen leerkrachten een belangrijke rol in het leven van hun leerlingen. Door de lessen goed in te vullen doen leerlingen ook sociale vaardigheden op en vergaren ze kennis over hoe mensen online - maar zeker ook offline - met elkaar om moeten gaan. ‘Het aanleren van digitale geletterdheid moet gezien worden als een ontdekkingstocht die leraar en leerling samen ondernemen. Het is een leerproces voor allebei’, zegt Hansen-Staszyński. Om mensen beter bestand te maken tegen desinformatie zou het beste zijn als digitale geletterdheid in de kern van het onderwijs terugkomt, vindt hij. ‘Het is niet voldoende om het als een apart vak éénmalig per week aan te bieden. Het moet centraal staan in de manier waarop de jeugd wordt opgevoed.’

Digitale geletterdheid initiatieven Nederland

Brussel ziet het verbeteren van digitale geletterdheid als een belangrijk element voor het onderwijs van de toekomst. Daarom erkent het Digital Education Action Plan de vaardigheid om ‘veilig online te navigeren’ als één van de drie belangrijkste digitale vaardigheden voor de 21e eeuw. Ook in Nederland is er aandacht voor digitale geletterdheid. De KNAW pleitte in 2013 al voor een verplicht vak in digitale geletterdheid in het voortgezet onderwijs. Naar aanleiding van dit advies verzocht het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) het SLO (het nationaal expertisecentrum leerplantontwikkeling) om uit te zoeken welke vaardigheden belangrijk zijn in een digitale samenleving en in hoeverre deze aandacht moeten krijgen in het onderwijs. In de hieruit volgende aanbeveling erkende het ministerie van OCW digitale vaardigheden - samen met lezen, schrijven en rekenen - als basisvaardigheden.

Fake News

In Nederland zijn er verschillende initiatieven rondom het onderwijzen van digitale geletterdheid. Zo biedt het Nederlandse instituut voor Beeld en Geluid workshops om leerlingen en leerkrachten nieuwswijzer te maken. Eén van die workshops is ‘Fake News’, waarin deelnemers de technieken voor het maken en delen van desinformatie aangeleerd wordt. Patricia van Rijswijk is de ontwikkelaar van het educatieve aanbod van Beeld en Geluid en tevens lid van BENEDMO. Dat is een hub van Vlaams-Nederlandse experts die samenwerken rondom de bestrijding van desinformatie als onderdeel van het European Digital Media Observatory (EDMO)-project. ‘Het doel van de workshop Fake News is dat leerlingen leren hoe manipulatie in de media in zijn werk gaat en wat de rol van journalistiek hierin is,’ aldus Van Rijswijk. ‘Eén workshop over nep nieuws is natuurlijk niet genoeg om de complexiteit van desinformatie volledig te kunnen begrijpen,’ zegt Van Rijswijk. ‘Daarom is het belangrijk dat kinderen van jongs af aan bewust zijn van hoe media, en dus ook desinformatie, tot stand komt. En dat kan door digitale geletterdheid in het curriculum op te nemen. Maar ook de volwassenen moeten we niet vergeten’, vertelt Van Rijswijk. ‘Bewustwording over desinformatie moet in de gehele samenleving plaatsvinden, niet alleen in het lager en middelbaar onderwijs.’

MediaMovez

Een ander project over digitale geletterdheid in Nederland is het MediaMovez onderzoek. Dit is onderdeel van het Movez Lab dat is opgezet door onderzoekers van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Dr. Esther Rozendaal is lid van het Movez Lab en tevens van BENEDMO. Zij en haar team onderzoeken hoe kinderen en tieners digitale media op een veilige, verantwoorde en gezonde manier kunnen gebruiken. ‘Het is belangrijk om de belangrijkste hindernissen voor het aanleren van digitale geletterdheid in kaart te brengen, zowel op persoonlijk niveau als in de omgeving van de leerling,’ zegt Rozendaal. Ze benoemt dat kennis belangrijk is in het ontwikkelen van digitale geletterdheid, maar dat dit niet alleen het gedrag beïnvloedt. ‘Het sociale aspect speelt ook een duidelijke rol in hoe een leerling omgaat met desinformatie online. Dat moet zeker niet onderschat worden.’

De Rol van Europa in het Nederlandse digitale geletterdheid onderwijs

Hoe moet het onderwijs van de toekomst eruitzien? En welke rol speelt digitale geletterdheid daarin? De EU geeft met de richtsnoeren over desinformatie een beeld van hoe het onderwijs rondom desinformatie eruit zou kunnen zien. Maar de vraag is of de richtsnoeren daarvoor het meest geschikte middel zijn? ‘Europa staat erg ver weg van de Nederlandse scholen,’ zegt Van Rijswijk. ‘Initiatieven als de richtsnoeren zijn goed bedoeld, maar kunnen niet inspelen op alle verschillende onderwijssystemen in Europa.’ Rozendaal deelt dit oordeel: ‘De implementatie van onderwijs over digitale geletterdheid moet op het laagst mogelijke niveau gebeuren.’ Toch kan Europa nog wel een rol van betekenis spelen. Volgens Hansen-Staszyński zou het goed zijn als iedereen in Europa dezelfde basis op het gebied van onderwijs zou hebben. ‘Het zou niet uit moeten maken waar je vandaan komt, iedereen heeft recht op goed onderwijs, zeker als het om digitale geletterdheid gaat.’ Kennisuitwisseling tussen de verschillende Europese landen is belangrijk om de onderlinge verschillen op het gebied van onderwijsniveau te verkleinen. Het delen van perspectieven geeft een completer beeld van hoe het staat met de digitale geletterdheid in Europa en ook hoe resistent de bevolking is tegen desinformatiecampagnes.

Hoe verder?

De toename van desinformatie is een gezamenlijk probleem voor alle lidstaten. En ook de Europese burger ziet in dat meer aandacht voor digitale vaardigheden belangrijk is, getuige één van de uitkomsten van de Conferentie voor de toekomst van de EU. Een Europese aanpak lijkt daarom gewenst, en gezien de lange geschiedenis van landen in Centraal en Oost Europa met desinformatiecampagnes valt er zeker ook wat te leren. Maar het is maar de vraag of die Europese strijd het effectiefst is wanneer men het over onderwijs heeft. Volgens de experts staat de EU namelijk te ver weg van het onderwijs in de lidstaten. Bovendien blijft het een feit dat Brussel weinig te zeggen heeft over onderwijsbeleid. Is het in de huidige situatie überhaupt mogelijk dat dat EU-beleid rondom desinformatie impact heeft in de schoolklas? Met het oog op de Europese verkiezingen in 2024 is het nu een goed moment om die vraag te stellen, want een nieuwe Commissie kan immers een andere kijk hebben op de invulling van het onderwijsbeleid. Er ligt voor de EU rondom de coördinatie wellicht potentie. Een interessante optie is bijvoorbeeld om de rol van de EDMO hubs te vergroten. Deze samenwerkingsverbanden zijn kleinschalig waardoor de culturele verschillen tussen de deelnemende landen klein zijn. Adviezen vanuit de hubs sluiten daardoor beter aan op de beleefwereld van leerkrachten. Een effectieve Europese aanpak voor desinformatie in het onderwijs hoeft daarom geen fake news te zijn.