25 juni 2025
WIB is uitdaging en kans voor de Europese Universiteiten Allianties

Rozemarijn te Dorsthorst
Beleidsstagiair
Stel uw vraag
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
25 juni 2025
Beleidsstagiair
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
Europese Universiteitenallianties moeten de internationalisering van het hoger onderwijs versterken, maar het Nederlandse wetsvoorstel Internationalisering in Balans (WIB) zet deze samenwerking mogelijk onder druk. Terwijl Brussel inzet op meer mobiliteit en Europese samenwerking, streeft Nederland naar meer regulering en evenwicht. Welke kansen en uitdagingen ontstaan er als gevolg van het wetsvoorstel voor Nederlandse instellingen in Europese Allianties? Rozemarijn te Dorsthorst maakte tijdens haar stage de balans op.
In het belang van concurrentievermogen en strategische onafhankelijkheid groeit in Brussel de roep om meer internationale kenniscirculatie, meer internationale mobiliteit en sterkere samenwerking binnen het Europese onderwijs. Dit terwijl er vanuit Den Haag een hele andere wind waait. Als het aankomt op internationalisering streeft Nederland juist naar meer regulering en evenwicht. Deze beleidsparadox wordt geïllustreerd door de verhouding tussen Europese Universiteitenallianties en het Nederlandse wetsvoorstel Wet internationalisering in balans (WIB). De Europese Universiteiten en hun doelen lijken haaks te staan op de doelen van de WIB. Zo ontstaat de vraag: Welke uitdagingen en kansen ontstaan er als gevolg van de Wet Internationalisering in Balans voor Nederlandse hoger onderwijsinstellingen in Europese Universiteiten allianties? Dit artikel maakt de balans op.
Dit artikel is geschreven in het kader van een stageonderzoek bij Neth-ER. Voor dit onderzoek zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van meerdere Nederlandse hoger onderwijsinstellingen die deelnemen aan Europese Universiteiten Allianties. De inhoud van dit artikel is gebaseerd op deze interviews en eigen analyse. Het doel van dit onderzoek is in kaart te brengen tegen welke uitdagingen en kansen Nederlandse instellingen binnen Europese Allianties aanlopen in het licht van de WIB. Hoewel de WIB uitdagingen met zich meebrengt voor Nederlandse instellingen die deelnemen aan Universiteiten Allianties, bieden diezelfde allianties ook kansen. Ze kunnen een deel van de oplossing vormen om internationalisering op een toekomstbestendige en duurzame manier voort te zetten, ondanks nationale beperkingen.
In mei 2024 bood toenmalig Minister van OCW Robbert Dijkgraaf het wetsvoorstel Wet internationalisering in balans aan de Tweede Kamer aan. De wet moet internationalisering in het hoger onderwijs in balans brengen door de instroom van internationale studenten voor volledige opleidingen in het hoger onderwijs beter te beheersen. De wet wordt onderdeel van een bredere aanpak, waarbij hogescholen en universiteiten en vertegenwoordigende onderwijskoepels zelf ook met een strategie komen rond de instroom van internationale studenten. Het wetsvoorstel leidt tot veel onrust binnen het Nederlandse hoger onderwijs, vooral omdat onduidelijk blijft wat de daadwerkelijk impact van de wet zal zijn.
In 2017 pleit de Franse president Emmanuel Macron voor de oprichting van tenminste twintig Europese universiteiten. Naar aanleiding van Macron’s oproep lanceerde de Europese Commissie het initiatief van de Europese Universiteiten Allianties. De Allianties zijn transnationale verbanden van Europese universiteiten met een gezamenlijke langetermijnstrategie. Het initiatief heeft tot doel om studenten- en personeelsmobiliteit te stimuleren en om bij te dragen aan de kwaliteit, inclusie en het concurrentievermogen van het Europese hoger onderwijs. Sinds de eerste netwerken in het najaar van 2019 van start zijn gegaan, spelen de Allianties een steeds grotere rol in het beleid van de Europese Commissie. Zo moeten de universiteiten een rol spelen in de Union of Skills en zich uiteindelijk gaan ontwikkelen tot het vlaggenschip van Letta’s vijfde vrijheid.
In principe zou de WIB geen invloed hebben op Europese projecten zoals de Universiteiten Allianties. Het wetsvoorstel richt zich namelijk hoofdzakelijk op nationale doelstellingen zoals het reguleren van het aantal internationale studenten van buiten de EU voor volledige opleidingen en het voorkomen van verdringing van Nederlandse studenten. In het voorstel wordt niet specifiek ingegaan op beleid van de EU. Dat betekent dat het wetsvoorstel geen eigen standpunt inneemt over beleid van de EU en het niet ontworpen is om EU-kaders aan te passen of te beïnvloeden. Toch laat de praktijk een ander beeld zien, blijkt uit de interviews.
Hoewel het wetsvoorstel nog in behandeling is, heeft het nu al merkbare gevolgen voor Nederlandse instellingen die deelnemen aan Europese Universiteiten Allianties. Vertegenwoordigers van diverse Nederlandse instellingen geven aan dat de WIB weliswaar geen directe gevolgen heeft voor Europese onderwijsprojecten, maar dat de symbolische en beleidsmatige uitstraling van het voorstel wel degelijk invloed uitoefent op de werkzaamheden binnen deze allianties en de betrokken instellingen. Zo geven ondervraagde instellingen bijvoorbeeld aan nu al een terugloop in het aantal aanmeldingen van internationale studenten te zien.
Binnen de instellingen zelf komt internationalisering onder verhoogde aandacht te staan. Het blijkt steeds moeilijker om collega’s te overtuigen van het belang van deelname aan internationale allianties. Aangezien deze allianties in hoge mate gestoeld zijn op internationale samenwerking, roept de veranderende nationale houding logischerwijs kritische vragen op.
Ook externe partners merken de veranderende houding ten aanzien van internationalisering. Hoewel vertegenwoordigers van Nederlandse instellingen binnen Europese Allianties benadrukken dat dit vooralsnog niet heeft geleid tot het beëindigen van samenwerkingen, geven zij aan dat partners steeds vaker vragen stellen over de positie en toekomst van Nederlandse instellingen binnen de allianties.
De grootste uitdaging schuilt in de aanhoudende onzekerheid rondom de definitieve inhoud van de WIB. De val van het kabinet en de onlangs aangenomen motie Krul om de taaltoets voor bestaand onderwijsaanbod te schrappen, zorgen ervoor dat deze onduidelijkheid aanhoudt. Toch betekent dit niet dat het Nederlandse hoger onderwijs stilstaat. Integendeel: er is actief gezocht naar strategieën om internationalisering toekomstbestendig en in balans te houden, los van de grillen van nationale politiek. Een cruciale vraag in dit debat is: wat kunnen instellingen zelf doen om regie te houden over hun internationale ambities? In dit kader is het waardevol om de rol van Europese universiteitsallianties opnieuw te bezien. Kunnen deze allianties niet alleen onder druk komen te staan, maar ook actief bijdragen aan het versterken van duurzame internationale samenwerking?
Een concreet voorbeeld wat is gegeven is het behoud van opleidingen die door nationale onderwijs-bezuinigen onder druk staan door middel van een joint degree. Binnen Allianties kunnen instellingen samenwerken aan gezamenlijke opleidingen of programma’s. Dat gaat om geheel nieuwe opleidingen, maar door het delen van curricula, docenten en infrastructuur kunnen ook opleidingen die nationaal niet meer levensvatbaar zijn, zoals de studie Duits aan de Universiteit Utrecht, toch blijven bestaan. Zo blijft belangrijk onderwijsaanbod beschikbaar voor studenten met behoud van internationale kwaliteit.
Echter het opzetten van een joint degree is niet voor elke Alliantie vanzelfsprekend. Gelukkig kunnen Allianties ook op kleinere schaal kunnen bijdragen aan het versterken van een internationaal karakter in het Nederlandse bachelor onderwijs. In plaats van het opzetten van een volledige opleiding, kunnen instellingen internationale componenten inbouwen in hun reguliere programma's. Denk aan gezamenlijke vakken, korte mobiliteitsprogramma's of een virtuele samenwerking. Allianties zijn bij uitstek geschikt om universiteiten te ondersteunen bij het faciliteren van deze innovatieve mobiliteitsvormen. De benodigde infrastructuur, faciliteiten en partners zijn immers al aanwezig binnen de alliantie. Zo blijft het onderwijs internationaal van karakter, maar past het beter bij de huidige maatschappelijke en politieke context.
Allianties zetten bewust in op duurzame en regionale vormen van internationalisering. Dat doen zij op verschillende manieren. Hieronder bespreken we drie voorbeelden die laten zien hoe Europese Universiteitsallianties studenten, instellingen en hun regio’s met elkaar verbinden. Het eerste voorbeeld is E³UDRES². Deze alliantie organiseert internationale hackathons om samen met lokale bedrijven en instellingen concrete problemen op te lossen. Studenten, medewerkers en burgers uit alle partnerregio’s reizen naar een van de deelnemende landen en werken daar in internationale teams aan innovatieve ideeën. Dankzij Erasmus+-beurzen kunnen studenten uit alle deelnemende landen makkelijk meedoen. Het tweede voorbeeld is RUN‑EU. Ook deze alliantie verbindt zich sterk met haar regio’s. Met het initiatief RUN-RETOS daagt RUN‑EU studenten uit om maatschappelijke problemen aan te pakken en vrijwilligerswerk te doen, vaak in een internationale context. Zo raken studenten niet alleen lokaal betrokken, maar leren zij ook samenwerken binnen Europese netwerken en met diverse culturen. Het derde voorbeeld is YUFE. Deze alliantie verkleint actief de afstand tussen universiteit en bedrijfsleven met onder meer een internationaal Job Opportunities Portal en gerichte onderwijsactiviteiten. Studenten ontwikkelen hiermee de vaardigheden en kennis die de toekomstige arbeidsmarkt vraagt. Dat doen zij samen met werkgevers uit verschillende landen, waardoor zij hun kansen vergroten én tegelijkertijd de banden tussen universiteit, regio en Europa versterken. Samen laten deze drie voorbeelden zien dat internationalisering veel méér kan zijn dan mobiliteit alleen: het wordt een manier om samen oplossingen te vinden voor gedeelde uitdagingen, met directe meerwaarde voor de samenleving.
De Europese Universiteiten Allianties laten zien dat Europese samenwerking een waardevol en innovatief antwoord kan bieden om de ambities van Nederlandse onderwijsinstellingen op het gebied van internationalisering voort te zetten en zelfs te versterken. Het is daarom van cruciaal belang dat Nederlandse politici, Europese beleidsmakers en besturen van onderwijsinstellingen in gesprek blijven met de Allianties en hun rol erkennen als voorlopers van nieuwe vormen van samenwerking.
Geïnterviewde vragen organisaties als Neth-ER hierin een brugfunctie vervullen. Door het belang van Europese waarden, normen en projecten onder de aandacht te brengen, vergroten zij het draagvlak voor internationalisering. Juist als de meerwaarde van internationale samenwerking minder vanzelfsprekend is, is het essentieel om deze kansen actief te blijven benoemen.
Nederland, als relatief klein en open kennisland, kan zich niet permitteren zich af te zonderen. Europese Universiteitsallianties bieden een waardevolle structuur om internationaal verbonden te blijven, kenniscirculatie te stimuleren en maatschappelijke uitdagingen in gezamenlijkheid aan te pakken. Door deze positieve dynamiek te erkennen en actief te ondersteunen, kunnen beleidsmakers bijdragen aan een toekomstbestendig hoger onderwijs dat sterk geworteld is in Europa én de regio.
Dit artikel is geschreven in het kader van een onderzoek dat Rozemarijn te Dorsthorst uitvoerde tijdens haar stage bij Neth-ER. Het onderzoek richtte zich op de volgende vraag: Welke uitdagingen en kansen ontstaan er als gevolg van de Wet Internationalisering in Balans voor Nederlandse hoger onderwijsinstellingen in Europese Universiteiten Allianties?
Voor dit onderzoek zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van meerdere Nederlandse hoger onderwijsinstellingen die deelnemen aan Europese Universiteiten Allianties. De inhoud van dit artikel is gebaseerd op deze interviews en eigen analyse. De standpunten in dit stuk zijn geschreven op persoonlijke titel en vertegenwoordigen niet het officiële standpunt van Neth-ER of van de betrokken instellingen.