Dossier: Structuurfondsen (2021-2027)
De Europese Structuur- en Investeringsfondsen zijn het financieringsinstrument voor de programma’s die het Europees regionaal beleid uitvoeren. Lidstaten moeten deze fondsen onder meer besteden aan onderwijs, onderzoek en innovatie en zijn daarom van relevantie voor het kennisveld. Hier vallen de volgende fondsen onder: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO); Europees Sociaal Fonds (ESF); Cohesiefonds (CF); Interreg; Just Transition Fund (JTF).
Voor de uitleg over de structuurfondsen in de periode 2014-2020 verwijst Neth-ER u door naar de dossierpagina Structuurfondsen tot 2020
Laatste ontwikkelingen
Het Comité van de Regio’s zou het liefst zien dat het Europese cohesiebeleid zich gaat richten op missies. Dat zegt hij in het jaarlijkse rapport over de regio’s. Daarnaast wil hij dat het Do No Harm To Cohesion-principe gaat gelden voor alle EU-programma's. Dit wil zeggen dat voor nieuwe EU-beleidsvoorstellen eerst moet worden gekeken of ze de doelen van het cohesiebeleid niet schaden. Dit geldt ook voor Horizon en Erasmus+. Tenslotte zouden vaardigheden een prominentere plek moeten krijgen binnen regionale innovatiestrategieën.
Geüpdatet op: 5 januari 2024
De Europese Structuur- en Investeringsfondsen
Het Europese cohesiebeleid, gefinancierd met de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, steunt regio’s en steden in Europa met het creëren van werkgelegenheid, concurrentievermogen, economische groei, duurzame ontwikkeling en het verbeteren van de levenskwaliteit van burgers. Voor de periode 2021-2027 trekt de EU 378 miljard euro uit om de doelen van het cohesiebeleid te behalen.
De Europese Structuur -en Investeringsfondsen (EFSI) bestaan uit de onderstaande fondsen, waarbij het Fonds voor een Rechtvaardige Transitie (JTF) nieuw is toegevoegd ter ondersteuning van een rechtvaardige groene transitie in regio’s die nog afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen.
- Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), 214 miljard euro
- Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), 99 miljard euro
- Cohesiefonds (CF), 37 miljard euro
- Interreg, 9 miljard euro
- Centraal beheerde EU-instrumenten (Interregional Innovation Investments Initiative, European Urban Initiative, transnationale samenwerking in ESF), 1,2 miljard euro
- Fonds voor een Rechtvaardige Transitie, 19,2 miljard euro
Verdeling over de Europese regio’s
Fondsen van het cohesiebeleid zijn bedoeld om verschillen in de ontwikkeling van Europese regio’s te verkleinen. De Commissie gebruikt categorieën van regio’s (kaart Europa), gebaseerd op sociaaleconomische statistieken, om uit te rekenen hoeveel gelden een bepaalde lidstaat ontvangt uit de Structuurfondsen. Landen met meer regio’s die in de categorie onderontwikkelde of transitie regio’s vallen, ontvangen doorgaans meer bijdrage uit het fonds dan landen met meer ontwikkelde regio’s. De regeringsleiders bepalen tijdens de bredere onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader echter de precieze verdeling van de fondsen en de nationale enveloppes. Uit de budgetstatistieken voor 2021-2027 blijkt dat Polen met zo’n 75 miljard euro de meeste financiering ontvangt uit de verschillende structuurfondsen. Polen heeft dan ook veertien onderontwikkelde regio’s, twee transitieregio’s en één ontwikkelde regio. Ter vergelijking: Nederland ontvangt slechts anderhalf miljard euro uit de fondsen. Het heeft dan ook negen ontwikkelde regio’s en drie transitieregio’s (Friesland, Drenthe en Flevoland).
Van 11 naar 5 beleidsdoelstellingen
In de programmaperiode 2021-2027 verkleint de Commissie het aantal beleidsprioriteiten van elf naar vijf. Het gaat hierbij om de volgende beleidsdoelen:
- Een slimmer Europa, door middel van innovatie, digitalisering, economische transitie en steun aan het mkb
- Een groener, koolstofvrij Europa door investeringen in de energie transitie, duurzame energie en strijd tegen klimaatverandering
- Een meer verbonden Europa door middel van strategisch transport en digitale netwerken
- Een socialer Europa door het ondersteunen van werkgelegenheid, onderwijs, vaardigheden, sociale inclusie en gelijke toegang tot gezondheidszorg
- Een Europa dichterbij de burgers, door middel van het ondersteunen van lokaal geleide ontwikkelingsstrategieën en duurzame stedelijke ontwikkeling
Het grootste deel van de fondsen, zo’n 65 tot 85%, zullen door de lidstaten moeten worden besteed aan de eerste twee beleidsdoelstellingen. De keuze voor de beleidsdoelstellingen worden in tegenstelling tot het vorige programma op nationaal niveau gemaakt in plaats van op regionaal niveau. Dit zou tot meer flexibiliteit moeten leiden voor een individuele regio. De thematische doelstellingen geven wat beperkingen wat betreft de uitgave van de fondsen. Zo moeten meer ontwikkelde regio’s het leeuwendeel van hun ESIF-middelen uitgeven aan de eerste twee thematische prioriteiten, terwijl minder ontwikkelde regio’s meer vrijheid hebben om te kiezen waar ze hun fondsen aan besteden.
Relevantie regionaal beleid voor kennisveld
De Structuur- en Investeringsfondsen zijn om meerdere redenen van belang voor het Nederlands kennisveld. Ten eerste vanwege de besteding van de fondsen in Nederland zelf, ook al is het ontvangen budget van Nederland laag. Een land met veel ontwikkelde regio’s zoals Nederland moet echter wel 85 procent van de EFRO-gelden aan innovatie of de transitie naar een koolstofarme economie besteden. Binnen het ESF+ moet een deel besteed worden aan vaardigheden. Ook nemen kennisinstellingen uit Nederland als grensland actief deel aan interregionale projecten via Interreg. Het nieuwe JTF is voor kennisinstellingen in de betreffende regio’s interessant.
Een andere reden waarom het regionaal beleid van belang is, betreft juist de besteding in andere regio’s van Europa. Volgens de regels moeten regio’s in heel Europa een deel van het geld besteden aan kennis. Het is in het belang van Nederland en haar kennisveld dat Europa als geheel meer investeert in kennis, zodat Europa’s positie in de wereld versterkt. Bovendien kan capaciteitsopbouw op bijvoorbeeld onderzoeksterrein in minder ontwikkelde regio’s leiden tot interessante potentiëlen voor samenwerking binnen een programma als Horizon Europe. Een land als Tsjechië gebruikt de structuurfondsen bijvoorbeeld om enkele hoogwaardige onderzoeksinfrastructuren te bouwen die ook voor Nederlandse onderzoekers interessant kunnnen zijn. Er zijn ook veel mogelijkheden tot synergiën tussen Horizon Europe en ESIF.
Regio’s specialiseren zich slim
Onderzoek & innovatie staan centraal in de besteding van het EFRO. Om überhaupt geld te kunnen ontvangen uit het fonds dient iedere regio in Europa namelijk een Research and Innovation Strategy for Smart Specialisation (RIS3) te schrijven. Deze zevenjarige strategie moet uiteenzetten waar de kracht van de betreffende regio ligt en daarin dient de regio zich slim te specialiseren. Het idee erachter is dat een regio de middelen focust op een beperkt aantal toekomstgerichte activiteiten in nieuwe waardeketens, waarin deze regio specifieke sterkten heeft. Noord-Nederland heeft bijvoorbeeld een sterke kennispositie op het gebied van watertechnologie en focust haar middelen op onder andere dat thema.
Besteding fondsen in Nederland
Nederland ontvangt bijdrages van de Europese Commissie voor EFRO, ESF+, Interreg en het JTF. Naast de bijdrage van de Commissie dienen deelnemers aan projecten ook zelf nog tot 50 of 60 procent cofinanciering bij te leggen. Ten opzichte van de 2014-2020 periode ontvangt Nederland minder geld uit het ESF+. In totaal krijgt het Ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid 413 miljoen euro te besteden over zeven jaar, ruim 100 miljoen euro minder dan in de vorige periode. Nederland besteedt het ESF+ aan ondersteuning van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie, het bevorderen van sociale innovatie en het verstrekken van voedselhulp en materiële hulp.
Ook qua EFRO-middelen krijgt Nederland minder dan de vorige periode. Het geld wordt verdeeld over de vier landsdelen van Nederland, met de volgende verdeling:
Landsdeel |
2014-2020 |
2021-2027 |
Noord-Nederland |
€ 117,5 miljoen |
€ 108,1 miljoen |
Oost-Nederland |
€ 113,9 miljoen |
€ 81,8 miljoen |
West-Nederland |
€ 214,8 miljoen |
€ 207,3 miljoen |
Zuid-Nederland |
€ 128,9 miljoen |
€ 109 miljoen |
Totaal |
€ 575,1miljoen |
€ 506 miljoen |
Ieder landsdeel van Nederland heeft de vrijheid om te bepalen welke prioriteiten zij willen stellen, als het maar binnen de kaders valt van de EFRO-regels. Die stellen dat regio’s minstens 85% aan de middelen aan een concurrerend en slimmer Europa en de overgang naar een groenere koolstofneutrale economie moeten besteden. De slimme specialisatiestrategieën voor 2021-2027 van de landsdelen zijn hier te vinden: Noord-Nederland, West-Nederland, Oost-Nederland en Zuid-Nederland.
Tenslotte krijgen regio’s binnen Nederland afhankelijk van het programma nog middelen uit Interreg van in totaal 378,7 miljoen euro. Nederland doet mee aan de volgende programma’s van Interreg:
Interreg-programma |
2014-2020 |
2021-2027 |
Vlaanderen-Nederland |
€ 94,1 miljoen |
€ 106,2 miljoen |
Duitsland-Nederland |
€ 141,1 miljoen |
€ 144 miljoen |
Euregio Maas-Rijn |
€ 22,6 miljoen |
€ 22,4 miljoen |
Twee Zeeën (geschrapt wegens Brexit) |
€ 51,9 miljoen |
€ - |
Noordzeeregio |
€ 32 miljoen |
€ 52 miljoen |
Noordwest Europa |
€ 48 miljoen |
€ 52 miljoen |
Totaal |
€ 389,7 miljoen |
€ 378,6 miljoen |
Nieuw fonds in Nederland: JTF
Nederland ontvangt een flink bedrag van 623 miljoen euro uit een nieuw Structuurfonds, het JTF. Deze is speciaal gericht op gebieden die voor grote transitieopgaven staan vanwege de klimaattransitie. In Nederland zijn er een behoorlijk aantal regio’s met een grote verduurzamingsopgave. De Nederlandse overheid kwam in overleg met de Commissie tot de volgende gebieden:
Gebied |
Bedrag in miljoen euro’s |
Groningen |
€ 330 miljoen |
IJmond (Noord-Holland) |
€ 58,5 miljoen |
Groot-Rijnmond (Zuid-Holland) |
€ 58,5 miljoen |
West Noord-Brabant (Noord-Brabant) |
€ 58,5 miljoen |
Zeeuws-Vlaanderen (Zeeland) |
€ 58,5 miljoen |
Zuid-Limburg (Limburg) |
€ 58,5 miljoen |
De helft van de ontvangen gelden dient besteed te worden aan duurzame technologieën of andere innovaties en op arbeidsmarktinterventies, om zo mensen die anders hun baan dreigen te verliezen in de transitie bij- of om te scholen.
Nieuw instrument voor interregionale innovatiesamenwerking
In de periode van 2021-2027 is er een nieuwe mogelijkheid voor interregionale en grensoverschrijdende samenwerking. De bedoeling van het nieuwe Interregional Innovation Investments (I3)-initiatief is om regio’s met gelijke thema’s in hun slimme specialisatiestrategie in een waardeketen aan elkaar te verbinden. Een voorbeeld daarvan is een project waarbij Brainport en TNO samenwerken met regio’s in landen als Polen, Vlaanderen en Italië om een innovatie-investeringsketen op te zetten voor 3D-printers. Het initiatief is geïnspireerd op het Vanguard initiatief, dat sinds 2013 al interregionale bedrijfsinnovatie stimuleert. Neth-ER pleitte in haar position paper voor de oprichting van het I3-instrument. Voor het I3-initiatief is in de periode 2021-2027 uiteindelijk 500 miljoen euro vrijgemaakt. Een deel van het geld wordt besteed aan capaciteitsopbouw voor minder innovatieve regio’s.
Cohesiebeleid post-2027
Er wordt nu al nagedacht over de vormgeving van het cohesiebeleid na 2027. De Raad sprak er voor het eerst over in 2022. De Raad sprak zorgen uit over regio’s die zich in een zogenaamde development trap bevinden en uitdagingen hebben als brain drain. In het achtste cohesierapport van de Commissie eerder dat jaar werden de uitdagingen voor het toekomstig cohesiebeleid uiteengezet. Een van de uitdagingen is dat de innovatiekloof tussen Europese regio’s juist is gegroeid, in plaats van afgenomen. Daarnaast heeft de Commissie alvast een Group of high-level specialists on the future of Cohesion Policy aangesteld die zich buigt over het cohesiebeleid post-2027. Ook het Parlement mengde zich al in de discussie. Tenslotte heeft het Europees Comité van de Regio’s zich gemengd in het debat. Opvallend is het rapport over het ‘doe geen afbreuk aan de cohesie’-principe waarvan het comité voorstander van is. Allerlei andere bijdragen van stakeholders worden samengevat in een studie van het Parlement. In 2025 zal het wetgevingsproces starten. Tegelijkertijd zal ook het huidige cohesiebeleid tussentijds worden geëvalueerd.